10 Dec

Goddelijke recensie: ‘The Optimist’

Goddelijke recensie van Marco Visscher, hoofdredacteur van de onvolprezen ‘The Optimist’. (Plus ‘t fragment ‘HELD’)

Dan maak je maar zen

Op de lijst van de ‘spirituele toptitels’ van het jaar staat onder meer Dan maak je maar zen, de goed ontvangen debuutroman van journalist en schrijver Gijs de Swarte. Het is een even geestig als ontroerend verhaal over een alleenstaande vader die aan de grond zit en zijn kind alleen opvoedt.

Redactie
Dan maak je maar zen

Onder meer dankzij een bizarre spirituele tocht – langs hippe dansfeesten, schaamteloze charlatans en succesvolle zakenmensen – zoekt de hoofdfiguur wanhopig naar een ‘andere waarheid’ in zijn tamelijk hopeloze leven. De grote vraag is: vindt hij – al stuntelend voor de kassa van Albert Heijn, struikelend op het schoolplein, borrelend tijdens de upper class house warmings waar hij voor zijn werk moet zijn – een nieuwe liefde?

Speciaal voor The Optimist volgt hier een boekfragment uit Dan maak je maar zen:

DMJMZCoverplus
Sam en ik zitten aan tafel. Hij maakt een tekening en ik maak de post open: rekeningen, rekeningen en nog wat meer rekeningen. Visa, KNP, Vodafone, Ohra, UPC, Nuon, ANWB, Cition, zorgverzekeringswet, rioolbelasting, de jaarlijkse gemeentelijke brievenbusbijdrage…
Over het naastgelegen dak licht de zon even de tafel op. Sam kijkt naar buiten en vraagt: ‘Hee pap, waarom hebben wij geen tuin?’
‘Ik weet het niet,’ zeg ik, omdat Ik ben al blij dat ik de verwarming van dit krot kan betalen ook zo cru klinkt.
Hij kijkt me even aan en ik weet niet precies wat dat betekent.

Soms lijkt hij bijna volwassen en dan is hij weer zo klein. Als het om mij gaat… ik ben zijn held. Nog niet zo heel lang geleden dacht hij dat ik niet met het Nederlandse elftal meedeed omdat ik op hem moest passen. Hij dacht dat ik beroemd was omdat ik hem weleens een verhaaltje van me in de krant heb aangewezen. Dat Superman wel kan vliegen en ik niet, wil hij wel aannemen, maar als je diep in zijn hart kijkt denkt hij ook nu nog liever dat ik kan wat Batman kan, maar dan beter.

‘Mats heeft wel een tuin,’ zegt hij, en als dat een verwijt is, is het de eerste keer dat hij me een serieus verwijt maakt. Ik kan het me niet voorstellen en als ik naar hem kijk zie ik dan ook ongeladen constatering – meer niet.
De bel gaat. De intercom is stuk en ik doe open. Twee vrouwen komen de trap op. De voorste is een jaar of vijftig, de andere rond de twintig. De oudere vrouw zegt hijgend en luid: ‘Wij zijn van de sectie huur- en woningtoezicht van de gemeentelijke sociale dienst!’
Ik doe de deur achter me dicht en vraag waarmee ik ze kan helpen.
‘Wie is daar pap?’ hoor ik Sam binnen vragen. De vrouwen leunen onder elkaar tegen de trapmuur en kijken omhoog.
‘Mogen we even binnenkomen?’
‘Misschien kunt u me zeggen waarover het gaat?’
‘Het gaat erover,’ zegt de oudere vrouw hard, ‘dat u enkele maanden huurachterstand hebt en wij van het wijkteam schuldpreventie graag willen kijken hoe het met u gaat financieel en of we u misschien kunnen help… eh begelei… eh met u kunnen samenwerken om de zaken wat beter op orde te krijgen.’

De twee bovenbuurmeisjes, type corpslid-op-weg-naar-de-advocatuur, blond, staartjes, komen de trap af. Hun ouders storten vanuit het Gooi vele honderden euro’s per persoon voor de vijftig vierkante meter die ze delen. Ze schuifelen giechelend voorbij.
‘Hoi Kevin.’
De oudere vrouw zou een stap terug kunnen doen naar de overloop zodat ze erlangs kunnen maar ze moet en zal naar boven en dus ontstaat er een opstopping.
Terwijl het moeizame langs-elkaar-schuif-proces gaande is, gaat ze verder: ‘Dus – over uw huurachterstand! Wij zijn hier dus om u te helpen.’
Ik houd een vinger voor mijn mond en schaam me voor mijn schaamte.
Sam bonst op de deur. ‘Pap! Hee pap.’
‘Ik kom er aan schatje. Ga nog even naar binnen, goed?’
‘Pap?’
‘Sam! Naar binnen!’
Achter de deur is het nu erg stil. Ik ben bang dat ik hem aan het huilen heb gemaakt. En de oudere vrouw komt omhoog zetten. Vastbesloten om koste wat het kost een goede daad te verrichten.
‘Mevrouw,’ zeg ik, nog net beleefd. ‘Het komt niet goed uit. Mijn zoontje is hier en ik ben aan het werk en…’
Ze stopt abrupt, zegt: ‘Nou goed dan,’ en het betekent, dan moet je het zelf maar weten.
Ze pakt een formulier uit haar tas en omdat ik er een begin van een afscheid in vermoed neem ik het gretig aan. En inderdaad, ze draait zich om. De jongere, een paar treden lager, doet dat ook en samen schommelen ze de trap weer af. Ik hoor de jongere in de lach schieten en de oudere het geluid ‘tsha’ maken.
‘Bedankt nog,’ roep ik ze in het wilde weg na.

Als ik binnenkom zit Sam rustig te tekenen. Niets gehoord, denk ik. Dat scheelt.
Ik schenk wat melk voor hem in. Hij pakt de beker, kijkt me aan en vraagt: ‘Pap, zijn we arm?’
‘Nee joh, dat valt allemaal best mee.’
‘Gelukkig.’
Hij neemt een slok, denkt na en zegt: ‘Pap, we hebben geen tuin en ook geen balkon. Dat vind ik wel jammer.’
Verder dan ‘ik snap het schatje’ kom ik niet.
Als ik hem die avond in bed stop, zegt hij: ‘Hee pap, wij zijn niet arm toch?’
‘Nee schat.’
‘Gelukkig,’ zegt hij weer.
Ik geef hem een kus en hij gaat met zijn apie in zijn armen op zijn zij liggen en doet zijn ogen dicht. Als ik de kamer uitloop zegt hij: ‘Maar als we wel arm waren vond ik je toch lief hoor pap.’

 

– See more at: http://theoptimist.nl/boek-op-woensdag-dan-maak-je-maar-zen/#sthash.0veaeVWr.dpuf

Dan Maak Je Maar Zen