De halfafgeschreven roman van Gijs de Swarte
De halfafgeschreven roman van Gijs de Swarte
Gijs de Swarte studeerde Culturele Antropologie. Tot de eerste tentamens, toen kapte hij ermee. Voor zijn carrière maakte het niet uit: hij verkocht als freelancer zijn stukken in binnen en buitenland en zijn debuutroman ‘Dan maak je maar zen’, is sinds juni te koop. “Eigenlijk was het al mijn derde boek, maar die andere twee wilden ze niet uitgeven. Die boeken waren ook niet goed hoor.”
Door Rianne Lachmeijer
Waar gingen die dan over?
“Ook over een journalist geloof ik. Het is echt al lang geleden. Ik kwam er laatst een tegen. Het was een multomap met uitgeprinte blaadjes erin. Die heb ik toentertijd bij een aantal uitgeverijen achter de balie gegooid. Een ietwat geschrokken redactrice keek me dan bevreemd aan en legde het op de stapel. De slush pile noemen ze dat. Daar gaan de redacteuren nauwelijks doorheen. De standaard reactie die je achteraf krijgt is ‘prachtig probeersel, maar het past niet binnen ons fonds.’”
Uw derde boek wekte wel de interesse van de uitgever. Hoe komt dat?
“Ik schreef een interviewserie voor HP/De Tijd over beroemde mensen. Dan merk je dat veel uitgeverijen graag in het blad genoemd willen worden. Dus die belden of stuurden mails met de vraag of ik hun schrijvers wilde interviewen. Dan is het makkelijk om het een keer om te draaien en te zeggen: nou ik wil ook graag even met jullie praten over een boek waar ik mee bezig ben. Dus op die manier ontstond er bij verschillende uitgeverijen een makkelijke entree.”
Die entree heb je dus wel nodig?
“Ja, die heb je nodig.”
Hoe overtuig je een uitgever, wat is belangrijk?
“Je moet goed bedenken wat zo’n uitgever wil. Zij willen uiteindelijk gewoon dat het boek verkoopt. Je moet kunnen schrijven, maar het is ook belangrijk om goed uit je woorden te kunnen komen of al een beetje bekend te zijn. Als je uit de journalistiek komt is het bijvoorbeeld makkelijker om media-aandacht te krijgen, omdat je journalistieke vrienden kunt bellen.”
Wat komt er nog meer kijken bij het schrijven van een boek?
“Iedere journalist heeft een half afgeronde roman in zijn bureaula liggen, omdat het ook gewoon ongelooflijk veel tijd kost. Ik sta op, begin aan het boek en op een gegeven moment is het dan een, twee uur en dan heb ik als freelancer nog geen cent verdiend.
Een heel groot verschil tussen een wel en een niet uitgegeven boek is doorzetten. Elke journalist kan een boek schrijven, alleen ga er maar eens een jaar lang iedere ochtend aan werken. Dan moet je wel zeker weten dat je het ziet zitten.”
Wat voor tip heeft u voor de mensen die op de Dag van het Grote Verhaal waren?
“Mijn bottom line: er is altijd een verhaal te vertellen. Als het werk even inzakt en ik aan het wachten ben tot mijn telefoon gaat, dan denk ik weleens: waarom ben ik hier ook alweer aan begonnen? O ja, er is altijd wel een verhaal te vertellen. En dan zie ik een leuk onderwerp, begin eraan en daar vloeit vanzelf weer wat uit voort.”
Wat raadt u beginnende journalisten aan?
“Verzin een aantal ideeën. Denk er niet te lang over na of het goed is: gewoon opschrijven. Dan heb je zo’n vijftien ideeën en daar ontstaan weer betere uit. Dan ga je naar een hoofdredacteur en zegt: ik ben bezig met een te gek onderwerp, over een maand ligt het op je bureau. Tijdens de periode dat je eraan werkt stuur je af en toe een update. Zo wordt het een bestaand verhaal in het hoofd van de redacteur. Dit werkt beter dan opbellen met de vraag: wil je dit verhaal hebben? Dat verhaal moet dan heel toevallig in het volgende nummer passen en dat zal meestal niet zo zijn.”
Hoe zorgt u er voor dat de redacteur het onderwerp interessant vindt?
“Je moet iets vinden wat dat blad interessant vindt, maar blader even de afgelopen tien nummers of de krant door en je weet het. Dat is het aardige van journalistiek: hoe het moet staat al in de krant.”